We hebben het gedaan! Ik zeg ‘we’, niet omdat het poëtisch meervoud is, maar omdat ik samen met mijn zusje heb hardgelopen. Zonder haar had ik het niet gered, denk ik. Sterker nog, zonder haar was ik waarschijnlijk niet eens begonnen. Met bemoedigende woorden loodste ze me door die laatste meters (‘Nog vijf bomen! Nog vier!’). Het was bijna leuk. Bijna.
Toevallig las ik net in een column van Ellen Deckwitz een passage over hardlopen: ‘We stoven door de straten,’ schrijft ze, ‘elke stap een klein verzet tegen de aarde die al zolang we ons kunnen herinneren aan ons trekt, tot we er eindelijk aan toe zullen geven.’ Ik moest erom lachen. Niet eens per se om de zwaarmoedige bewoording, maar vooral om de beschrijving van hardlopen als ‘door de straten stuiven’. Dat lijkt namelijk in geen enkel opzicht op het soort hardlopen dat ik heb gedaan.
Carrie Hope Fletcher beschrijft haar manier van hardlopen als ‘bouncy walking’. Daar kan ik me dan wel weer in vinden. Vol goede moed en een gezonde dosis angst (dat hoort erbij, denk ik) vertrokken we. In mijn oude sportschoenen met roze veters en mijn joggingbroek zag ik er best sportief uit, vond ik, in ieder geval voor mijn doen. Afwisselend wandelden en hobbelden we een rondje om de plas in de buurt. Volgens Google Maps is dat zo’n anderhalve kilometer. Voor hardlopers die ervarener zijn dan ik (ongeveer de hele wereld dus) is dat easy peasy, maar voor iemand die twee rondjes op de atletiekbaan nauwelijks volhield tijdens gym is dit toch een hele prestatie – of op z’n minst een goed begin.
‘Ik wil weten of het echt zo erg is als mijn flashbacks naar de piepjestest me doen geloven,’ schreef ik vorige week. Eerlijk? Het viel mee. Na twee pogingen vind ik hardlopen niet ineens leuk en ik betwijfel of ik ooit een runner’s high zal ervaren. Toch was het minder erg dan ik van tevoren had verwacht. Het was gezellig om met mijn zusje bij te kletsen tijdens het hardlopen (al was er halverwege al niet echt sprake meer van een gesprek) en ik vond het leuk om te zwaaien naar andere hardlopers. Het voelt alsof ik deel uitmaakte van een groep, net zoals wanneer ik achterop de motor zit en tegemoetkomende motorrijders groet. Sportschoenen, een bezweet hoofd en je hoort erbij – allemaal in hetzelfde schuitje. Achteraf voelde ik me voldaan en trots.
Ik ben geen hardloper. Ik denk niet dat ik ooit een hardloper wordt. Voorlopig blijf ik met mijn zusje rondjes om de plas hobbelen en wie weet, misschien ga ik het zelfs wel bijna leuk vinden. Bijna.
5 gedachten over “Hardlopen”