boeken, populair-wetenschappelijk

Eén portie angst, alstublieft: waarom we enge verhalen lezen.

Angst is een emotie die vat heeft op ons allemaal. Sommigen van ons hebben een hekel aan spinnen; anderen wagen zich niet in het donker. We hebben faalangst (that’s me), vrezen het onbekende of worden gegrepen door angst voor de dood. Ondanks het feit dat angst een emotie is die geen prettige associaties oproept, gaan velen van ons er toch actief naar op zoek. We vertellen spookverhalen rond het kampvuur en kijken naar horrorfilms. Steeds vaker vieren we in Nederland Halloween.

Zelf ben ik geen uitzondering op deze regel. Ik vind spookhuizen fantastisch. De Fright Nights in Walibi Holland zijn voor mij een soort Disneyland: ik loop rond met een overdreven glimlach op mijn gezicht en kriebels in mijn buik. Meer nog zoek ik spanning op in fictie. Toen ik een jaar of tien was, verslond ik de boeken uit de Kippenvel-serie van R.L. Stine en las ik De Griezelbus van Paul van Loon. De gruwelverhalen over moordlustige vampiers hielden me ’s avonds wakker. Desondanks kon ik de boeken niet neerleggen. Inmiddels ben ik overgestapt op boeken van Stephen King en Thomas Olde Heuvelt. Slapeloze nachten heb ik niet meer, wel moet ik soms nog steeds even slikken als ik ’s nachts in het donker naar de wc moet. Toch kijk ik verslaafd uit naar nieuwe doses angst.

Niet iedereen houdt hiervan, laat ik dat voorop stellen. Ik krijg mijn vriend onder geen beding een spookhuis in, zelfs niet als ik beloof om een nieuwe motorfiets voor hem te kopen. Daarbij houdt niet iedereen van dezelfde soort horror. Martelscènes à la Saw of (al te) psychopathische seriemoordenaars? Nee, dank je. Schok is aan mij niet besteed. Voor mij is angst een subtielere emotie: een huivering, een kilte die je in zijn greep houdt en je niet meer loslaat tot je het verhaal hebt neergelegd – en misschien zelfs dan niet.

Het is een paradoxale situatie. Hoewel we ons veilig willen voelen, zoeken we in literatuur naar gevaar en willen we de angst van fictieve personages zelf ervaren. Waarom gaan we in fictie op zoek naar dingen die ons bang maken? Waarom lezen we enge verhalen?

2015, 2016 en 2018: met mijn zusje (blij ei keer twee) in Walibi. Het helpt overigens wel als de griezels goede bekenden zijn.

Het achtbaangevoel

Een van de redenen voor onze behoefte aan enge verhalen, heeft te maken met ons verlangen om emoties te ervaren. Zonder emoties hebben verhalen geen inhoud. Als Achilles niet woedend zou zijn geweest op Agamemnon, zou de Ilias zijn belangrijkste drijfveer missen. Sprookjes zouden niet bestaan zonder de jaloezie van koninginnen en tovenaressen, en tragedies betekenen niets zonder wanhoop en verdriet. Fictie draait om emoties. Wat weinig mensen zich echter realiseren, is dat deze emoties niet alleen aanwezig zijn bij de personages die een rol spelen in de verhalen, maar ook bij ons, de lezers. In The Passionate Muse schrijft Keith Oatley dat de emoties van personages onze eigen emoties beïnvloeden. We lezen fictie omdat fictie iets bij ons teweeg brengt. Wanneer we worden meegenomen in een fictieve wereld, worden we verliefd, realiseren we onmogelijke doelen en verslaan we vijanden. Hoewel dit alles lijkt te gebeuren met de personages in een verhaal, zijn wij degenen die de emoties ervaren. Dat we open staan voor blijdschap, liefde en geluk, lijkt logisch. Maar waarom willen we negatieve emoties ondervinden?

Volgens H.P. Lovecraft is angst “the oldest and strongest emotion of mankind”. Hierin ligt de eerste verklaring voor het feit dat we graag enge verhalen lezen. Angst is een sterke emotie, en het ervaren van sterke emoties zorgt dat we ons levendig voelen. Een spannende scène is zoals een ritje in een achtbaan: de situatie eist onze volledige aandacht, al onze zintuigen worden geprikkeld en adrenaline raast door ons lichaam terwijl we met een enorme snelheid over de rails vliegen, zonder te weten welke bochten en kurkentrekkers ons nog te wachten staan. Het geeft ons het gevoel dat we echt leven.

Experimenten en laboratoriumonderzoek

Verhalen proberen een emotionele reactie uit te lokken. Deze reactie is voor iedereen verschillend. Angst is iets individueels. Fictie geeft ons een kans om – ieder voor zich – onze eigen angsten te ontdekken. Belangrijk hierbij is dat we weten dat ons niets zal gebeuren, niet écht, en dat wij nog steeds controle hebben over de situatie: we zijn onderzoekers in witte laboratoriumjassen, experimenterend met angst.

We onderzoeken onze angsten niet voor niets. Alle verhalen zijn representaties van het werkelijke leven, of ze nu waar zijn of niet. Fictie kan dienen als model voor de werkelijkheid. De fictieve personages, de hypothetische situaties die wij in fictie onderzoeken en de ervaringen die we daarmee opdoen, kunnen we toepassen op de realiteit. Wat moeten we doen als we ons in een bedreigende situatie bevinden? Hoe moeten we handelen als we bang zijn om onze dierbaren te verliezen, maar niet bij machte zijn om hier iets aan te doen? Antwoorden op deze vragen liggen in fictie. Fictie draagt bij aan onze mentale catalogus. Het vult ons repertoire van probleemoplossende strategieën en hun mogelijke uitkomsten, dat we kunnen inzetten wanneer we in ons leven tegen moeilijkheden aanlopen. Zo helpt fictie ons niet alleen om leed in ons leven begrijpen, maar ook om ermee om te gaan. (Net als Dungeons and Dragons!)

Bovendien leren enge verhalen ons dat het kwaad overwonnen kan worden – in de meeste gevallen, althans. We weten dat de zombies verslagen kunnen worden, dat de seriemoordenaar uiteindelijk zal worden opgepakt en dat het donkere bos zich niet eindeloos kan uitstrekken. Uiteindelijk kunnen we de duisternis verdrijven, of zetten we in ieder geval een stap richting het licht.

De ontsnappingsclausule van ons leven

Zoals gezegd lijkt het in eerste instantie paradoxaal om angst op te zoeken in een wereld die ons al genoeg angst oplevert. Maar juist doordat we ons kunnen verliezen in onze verbeelding, kunnen we onze eigen zorgen en angsten tijdelijk opzijzetten, schrijft Wayne Booth in The Rhetoric of Fiction. Voor een aantal momenten of uren raakt de dagelijkse ellende op de achtergrond. We vergeten rekeningen, deadlines en het oplopende aantal besmettingen per dag. We worden niet geplaagd door nieuwsberichten over lockdowns en complottheorieën. Dit geldt volgens mij nog meer wanneer het een eng verhaal betreft. Angst vergt onze volledige aandacht.

Escapisme is in moeilijke tijden altijd al een belangrijke drijfveer geweest om enge fictie te lezen of te bekijken. Tijdens de Grote Depressie in de Verenigde Staten waren Dracula en Frankenstein immens populair. In 2020 geldt hetzelfde: we leven in een tijd waarin de werkelijkheid soms niet ver lijkt te liggen van een dystopische roman. In lectuur en literatuur kun je even ontsnappen van de pandemie die de wereld in zijn greep houdt.

De euforie van de overwinning

Wanneer we na een rit in de achtbaan weer veilig op vaste grond staan, of na een bezoek aan een donker spookhuis weer naar buiten kunnen, worden we overspoeld door een gevoel van euforie. We kunnen weer rustig ademhalen. Een angst die geen werkelijkheid wordt, geeft ons een tevreden en opgelucht gevoel. Het is goed voor ons zelfvertrouwen om oog in oog te hebben gestaan met een gevaar en om te weten dat we het hebben overwonnen.

Ook het lezen van enge verhalen kan dit effect hebben. Volgens Christopher Booker, auteur van The Seven Basic Plots, ervaren we samen met het personage dat centraal staat in het verhaal ofwel een gevoel van beklemming, ofwel een gevoel van bevrijding. In een goed opgebouwd verhaal wisselen deze twee gevoelens constant af in een bepaald ritme van spanning en ontspanning. Als lezers halen we voldoening uit deze afwisseling tussen beklemming en bevrijding: dezelfde voldoening die we voelen na het verlaten van een spookhuis, wanneer we een aantal keer flink zijn geschrokken.

Kom maar op, Stephen King.

Kortom: door fictie kunnen we het gevoel krijgen echt te leven. Een eng verhaal laat ons sterke emoties ervaren en zet onze zintuigen op scherp – en dat zonder de hoge entreeprijs voor een attractiepark. Bovendien stelt fictie ons in staat om onze eigen angsten te ontdekken binnen een veilige omgeving. En door te lezen over situaties en patronen in fictie, leren we hoe we hiermee om kunnen gaan in de werkelijkheid. Willen we even niet dealen met die werkelijkheid? Dan zijn enge verhalen de ontsnappingsclausules in het contract van het leven. Ze bieden afleiding en troost en doen ons onze eigen angsten vergeten. “We make up horrors to help us cope with the real ones,” heeft Stephen King eens op treffende wijze gezegd. Uiteindelijk is er de opluchting die volgt op de angst.

We zijn maar al te bereid om te betalen voor een angstaanjagende ervaring. Gemiddeld zo’n tien euro, soms iets meer, soms iets minder. Als je gelukt hebt, vind je er een in de kringloopwinkel voor vijftig cent. Mocht je een arme student zijn, kun je porties angst ook lenen uit de bibliotheek. We gaan bewust op zoek naar de duistere krochten van de literatuur, naar auteurs die ons maar wat graag slapeloze nachten willen bezorgen. We leven mee met personages, hun angst wordt onze angst. Slaapgebrek, hartkloppingen, een merkbare verandering in de atmosfeer, het gevoel dat je niet meer alleen bent in de woonkamer: we aanvaarden de consequenties, misschien omdat we onbewust weten dat angst in fictie wel degelijk ergens goed voor is.

Getagd , , , ,

Over Kirsten

Kirsten | Kers | docent | classica | scare actor | bookdragon | amateur-musicalactrice | schakelbrommerrijder | chocoladeliefhebber | Dungeons and Dragons-nerd | kattenmens | fan van lijstjes | controlfreak |
Bekijk alle berichten van Kirsten →

1 gedachte over “Eén portie angst, alstublieft: waarom we enge verhalen lezen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *