Een paar dagen voor ons vertrek kregen we een mailtje van mijn schoonvader. ‘Romantici,’ luidde het onderwerp. ‘Wat ik zo in jullie waardeer is jullie optimistische, romantische instelling,’ schreef hij. ‘Maar even praktisch: ik zou iets verzinnen met de andere brommer (lees: motor). Scheelt jullie vier uur reistijd in de hitte.’
Het idee ontstond al snel nadat we de Mash hadden gekocht: we gaan op de brommer naar mijn schoonfamilie! Huis bij het strand, grote tuin, frisse zeewind, gezellig met z’n allen barbecueën. Dat het desbetreffende dorp aan het strand honderd kilometer van onze woonplaats vandaan ligt (en dus ongeveer vier à vijf uur rijden met de brommer) zou ons niet tegenhouden. Dat is een avontuur! We zagen het al voor ons: de brommer bepakt en bezakt, rijdend door de bossen, een tussenstop in een wegrestaurant voor het ultieme op-reis-gevoel.
Toen kwam het weerbericht. Het journaal strooide met termen als ‘tropisch’ en ‘hittegolf’ en ‘code geel’ en ineens waren we niet meer zo zeker van onze zaak. Het was inderdaad een romantisch plan, maar was het ook verstandig?
We besloten dat romantisch veel leuker is dan verstandig en bereidden ons voor. Bereidden ons héél goed voor. Better safe than sorry, zeggen ze toch? Ik kan je één ding vertellen: wij waren erg safe. Er gingen liters water mee in de tas, krentenbollen, gezouten pinda’s en een hoeveelheid zonnebrand waarmee zelfs de GVR zich drie keer zou kunnen insmeren. Alsof we op het punt stonden Death Valley te doorkruisen en elk moment konden stranden in the middle of nowhere met niets dan zand om ons heen en een stel uitgedroogde cactussen. (Maar goed, je bent een controlfreak of je bent het niet.)
De wekker ging om zes uur (wat wel bijdroeg aan het ultieme op-reis-gevoel, maar niet aan mijn ochtendhumeur) en een uur later vertrokken we in de koelte. Op alles waren we voorbereid. Tenminste, op bijna alles. Op één ding niet: dat we binnen twee uur al lang over de helft zouden zijn met onze voedselpakketten nog onaangeraakt in de tas.
De reis ging zo soepel! We zijn niet verdwaald, konden overal lekker doorrijden (geen last van files op bromfietspaden), de Mash heeft geen enkel moment geprotesteerd ondanks de hitte en zijn zware last (arm brommertje) en we hebben maar een paar keer de verkeersregels omzeild door af te snijden over een vierkant fietspad. (Onze term voor een fietspad dat wordt aangegeven met een rechthoekig bord in plaats van een ronde. Zo eentje waarop je dus eigenlijk niet mag brommen. We besloten die regel even te vergeten toen we in een woonwijk terecht kwamen die een doolhof imiteerde. Echt, het labyrint van de Minotaurus is er niks bij.)
Wat ik ook niet had verwacht, is dat het zó leuk zou zijn! Natuurlijk leek het me leuk, anders was ik er nooit aan begonnen. Maar afzien hoort er ook bij, dacht ik. Het wordt vast veel te heet en zweterig en plakkerig en oncomfortabel. En na een uur zit het zadel al niet meer heel fantastisch, dus hoe zijn mijn billen eraan toe na een rit die vier of vijf keer zo lang duurt?
Waar ik geen rekening mee had gehouden, is de snelheid. Met vijfenveertig kilometer per uur heb je best een lekker rijwindje. Toen we in alle vroegte vertrokken was het zelfs bijna koud – een gevoel dat ik me inmiddels bijna niet meer kan voorstellen, haha. En mijn billen? Die hebben het overleefd. Met een paar rek-en-strekpauzes ging het helemaal prima.
We reden door de polder, in het bos en langs de duinen. Staken met de pont het Noordzeekanaal over. Aten patat met een kaassoufflé op het terras bij de pontsnackbar (telt ook als wegrestaurant, vind ik). Na 116 kilometer bereikten we onze eindbestemming. We barbecueden bij mijn schoonfamilie, zwommen in de zee, sliepen in een tent. Wat een fantastisch avontuur. Vakantiegevoel: check!
Leuk verhaal! We hadden het verhaal ook al van de andere kant gehoord.
En, voor her herhaling vatbaar? Of toch maar weer met de motor?
Zeker voor herhaling vatbaar!