Uncategorized

Mijn verjaardagsweekend: speelkaarten en offroaden

Deze blogjes heb ik tijdens het Paasweekend geschreven op Polarsteps. Nu deel ik ze ook hier!

Vrijdag 18 april – mijn 30e verjaardag

In eerste instantie leek Polarsteps me een beetje overdreven voor een weekendje weg. Ik ga niet backpacken in Azië, ijsvissen in Lapland of bungeejumpen in Zuid-Afrika. Sterker nog, de afstand die Mees en ik vandaag hebben afgelegd op de motor is vrij vergelijkbaar met het aantal kilometers dat we regelmatig rijden naar mijn schoonfamilie in Callantsoog. Dit weekendje weg -mijn verjaardagsweekend! – is in de categorie ‘reizen’ dus niet heel spannend.

Dat is dan ook precies de bedoeling: een paar dagen ertussenuit om lekker te ontspannen. Dus hebben we een ‘Zen huisje’ geboekt, gaan we morgen naar het Nationaal Museum van de Speelkaart (staat dit op de bingokaart voor je dertiger jaren of is het stiekem zelfs een vijftigersding?) en doen we zondag een cursus offroadrijden met de motor. (Dat laatste noemen we dan gewoon ontspanning door inspanning.)

Genoeg om over te schrijven, dacht ik zo! En anders kan ik jullie altijd nog vervelen met verhalen over Vlaamse frietjes en Belgische chocolade – mijn twee belangrijkste side quests van dit weekend.

Om een uur of drie vanmiddag stapten we op de motor en vertrokken we richting het zuiden. Geen besneeuwde bergpieken of rotsige kustwegen deze keer. Toch verandert ook hier de omgeving zodra je de landsgrens over rijdt. Waaraan merk je dat je in België bent? Niet het wegdek, voor de verandering, want dat valt me eerlijk gezegd alles mee. Het zijn de friettenten die als paddenstoelen uit de grond schieten. Frituur Royal. Frituur Riant. Frietje Meer. Frituur ’t Kartoffeltje. Zoutkorreltje. ’t Frituurke. Ik vermoed dat er er in de Belgische wet een clausule is opgenomen die bepaalt dat elke straat minstens één snackbar moet bevatten.

Wij aten bij ‘De Frietketel’, want ik vond de naam tot de verbeelding spreken. Ik was een klein beetje teleurgesteld toen het personeel niet met heksenhoeden rond bleek te lopen. Ze hadden wel een andere leuke feature: na onze bestelling kregen we een Nokia mee die gebeld zou worden als het eten klaar was. Ik heb overwogen om op te nemen en “Wie heb ik aan de lijn? Hallo, hallo?” te zingen met een Vlaams accent, maar toen puntje bij paaltje kwam heb ik toch maar gewoon braaf mijn kaassoufflé opgehaald zonder K3-karaoke.

Ze hebben trouwens niet alleen maar friettenten in België. Er zijn pittoreske kerkjes, schattige pony’s en veel groen. Ons ‘Zen huisje’ ligt tussen de weilanden en valt daarom in de categorie ‘zen’, denk ik. Ik ben nog in dubio over de zen-classificatie. Heel zen: de ‘snoepertjes’ die voor ons klaarlagen toen we binnenkwamen (chocola!). Iets minder zen: de binnentemperatuur was niveautje koelkast. Wel zen: de fluffy dekentjes. Niet zen: de angst dat onze motoren langzaam aan het wegzakken zijn in het gras naast het huisje en morgen door het weiland zijn opgeslokt.

Inmiddels is het heerlijk warm binnen. Ik ben net na een nek-aan-nekrace ingemaakt door Mees tijdens een potje ‘Magic: the gathering’ en ben nu mijn verlies aan het wegeten met mijn Balisto-repen ‘voor onderweg’.

Morgen krijgen we een luxe ontbijtbox en daar kijk ik nu al naar uit, want op de foto zag ik pannenkoekjes. (We kwamen onderweg trouwens een ‘P&O Ferries’-vrachtwagen tegen en my fat ass dacht even dat er ‘poffertjes’ stond. Toen moest ik aan Mees uitleggen waarom ik zo enthousiast werd over een rederij.) Verder op het programma: het speelkaartenmuseum (daar heeft deze nerd stiekem heel erg veel zin in). Side quest: Belgische chocolade.

Maar eerst ga ik een nachtje heel zen slapen.

Zaterdag 19 april: het speelkaartenmuseum

Niet zo zen: het feit dat ik mijn bril vergeten ben en dus mijn lenzen van mijn ogen kon pellen gisteravond. Heel zen: wakker worden en een luxe ontbijtbox aantreffen voor de deur.

Daar zaten geen pannenkoekjes in, helaas. Blijkbaar heb ik ook een (oog)afwijking als ik wel mijn lenzen draag. We kregen wél ei met spek, yoghurt in de kleur van gesmolten roze koeken en ongeveer honderd verschillende broodjes en soorten beleg. Het was een box voor één persoon (want Mees en ik eten allebei niet veel ’s ochtends), maar wel voor één persoon die eigenhandig een complete paasbrunch voor een heel gezin op kan als ontbijt.

Vandaag stond het Nationaal Museum van de Speelkaart op het programma en dat was fantastisch! De jongen achter de kassa leek een beetje verbaasd te zijn toen we plotseling voor zijn neus stonden in het verder verlaten museum. Hij leidde ons naar een privébioscoopzaal waar we drie introductiefilmpjes te zien kregen over de Turnhouts drukwerk, de industriële revolutie en het ontstaan van het kaartspel. Zo interessant! In de 20ste eeuw waren de Turnhoutse drukkers de enige fabrikanten van speelkaarten in de Nederlanden. Inmiddels hoort Cartamundi, de fusie van die drukkers, bij de belangrijkste producenten ter wereld. Per dag worden er meer dan 1,3 miljoen spellen gedrukt. 1,3 miljoen!

In het machinepark stonden drukpersen daterend uit de 17e tot de 20e eeuw, die we zelfs in actie konden zien. Gigantisch (en) indrukwekkend was de 19e-eeuwse stoommachine. Speciaal voor ons werd het gevaarte aangezet.

De Hartenzaal is mijn favoriete zaal van het museum: daar huist de belangrijkste verzameling speelkaarten uit Turnhout en de historische Nederlanden. Als classica gaat mijn hart natuurlijk sneller kloppen van ‘Le jeu des illustres’, een educatief spel over filosofen, schrijvers en beroemdheden uit de oudheid. Of wat dacht je van een kaartspel over de Metamorphosen van Ovidius? Een andere persoonlijke favoriet zijn de drakenspeelkaarten en dan specifiek die ene waarbij een chagrijnige dame (denk ik?) een net zo geïrriteerde draak vasthoudt. (Misschien is het herkenning: zo kijkt mijn kat ook als ik haar oppak voor een verplichte knuffelsessie.) Nog een leuke: kaartende katjes. Hilarisch: een doorkijkspel uit de 19e eeuw waarop erotische tekeningen zijn verborgen in de tussenlaag van de kaarten, die de speler alleen kan zien door de kaarten voor een brandende kaars te houden.

Behalve de kaarten zelf is ook de geschiedenis van het kaartspel fascinerend. Als het in de 14e eeuw zijn intrede doet in Europa, heeft het direct succes én loopt het gigantisch uit de hand. Ruzies. Godslastering. Moord en doodslag. Een uitvinding van de duivel, zegt de kerk, dus belanden kaarten op de brandstapel. Uitroeien is echter een onmogelijke taak. Het kaartspel is een onderdeel geworden van de samenleving en een kunstvorm die de maatschappij reflecteert. Kaarten worden gebruikt ter educatie (zoals het oudheidspel) of om satirische boodschappen te verspreiden. Als de koning na de Franse revolutie eindigt op de guillotine, verdwijnt hij ook (even) uit het kaartspel. Wanneer Europa geteisterd wordt door oorlogen, maken waarzeggers gebruik van kaarten om uitspraken te doen over de onzekere toekomst. Victoriaanse voorbeeldgezinnen spelen kuise kaartspelletjes – die in het kaarslicht minder onschuldig blijken dan gedacht.

(Dit was mijn spreekbeurt. Zijn er nog vragen?)

Deze nerd is dus nog aan het nahypen over het speelkaartenmuseum. Zeker een aanrader als je een keer in de buurt bent!

Om de ringcompositie mooi af te sluiten eindig ik mijn verhaal op dezelfde manier als ik begon: met eten (hoe kan het ook anders?). Ook een aanrader: het Stadscafé naast de St. Pieterskerk. De truffelpasta was, bij gebrek aan een beter woord, nomnomnom. Ik wilde heel erg graag het appelcrumble cheesecake met kersenyoghurtijs als toetje, maar was bang dat de knoopjes dan van mijn motorbroek zouden springen. Ah well. Dan moeten we nog maar een keer terug.

Morgen gaan we offroaden! Iets minder nerd en iets minder zen, maar wel ZIN IN!

Zondag 20 april: offroaden

Happy Easter! Het ontbijt (hetzelfde recept als gisteren, plus drie Milka-eitjes en een geel placement in plaats van een oudroze exemplaar) werd extra Pasig door het konijn dat langs de bosrand hupte. “Kijk, de paashaas!” riep ik enthousiast. Mees had hem niet gezien, dus dacht dat ik mijn lenzen nog niet in had en naar de duif wees in het gras ervoor. Na het ontbijt namen we afscheid van ons zenhuisje en de paasduif. On the road again! – om diezelfde road na een minuut of twintig weer te verlaten.

De offroadcursus begon eigenlijk al voor de officiële start. Navigatiesystemen kennen het adres niet, dus hadden we een kaartje gekregen via de mail waarop de weg stond aangeduid. Een zandweg, welteverstaan. Geen duinen of woestijnachtige taferelen – deze bosgrond viel alles mee vergeleken met de wegen die we later tegenkwamen – maar toch een beetje uit m’n comfortzone. Toen we verdwaald om ons heen keken tussen de bomen kwam Robin, de trainer van de cursus, ons redden.

Een stukje verderop stonden de motoren al uitgestald: rood met regenboogkleurtjes. Mijn dag kon niet meer stuk, want op de voorkant van de voertuigen prijkten eenhoorns. Eenhoorns! (Stoere eenhoorns, dat wel. Met handschoenen en een sixpack. Ik weet nog niet helemaal wat ik daarvan vind.) “Unicorn motors”, luidde het onderschrift. Dan moét het wel iets voor mij zijn.

We mochten een motor kiezen. Ik koos nummer drie, omdat het de voorste was. Er ontbrak een stukje van de koppelingshendel en dat vond ik ergens wel passend: het is de enige schade die ik ooit heb ‘gereden’ aan mijn Kawa, toen ik hem (heel lullig) liet vallen op een berg in Duitsland (oeps). Die keuze bleek profetisch, haha – al is nummer drie er gelukkig zonder verdere kleerscheuren vanaf gekomen.

Na een korte instructie gingen we op pad. “Vooral niet gestrest op de motor zitten,” was het advies. HAHA. In het begin ging dat tegen alle verwachtingen in (of in ieder geval de mijne) best oké, tot we bij onze vuurdoop kwamen. “We doen het moeilijkste eerst,” legde Robin uit. “Dan valt de rest daarna mee.” Dus reden we rondjes over een terrein dat nog niet wist of het grasveld of Sahara wilde zijn. Voor de extra lol zaten er nog twee grote kuilen in die je mocht ontwijken, want sturen gaat zo makkelijk als je in een zandbak rijdt. Het voelt alsof je banden de chachacha dansen. Wil je vooruit? Haha, wat dacht je van RECHTSRECHTSVOORUIT NEEWEGAANTOCHLINKS ENNUZITJEVASTINHETZAND. De eerste twee rondjes waren doodeng maar gingen prima en ik kreeg zelfs complimenten over mijn kijkgedrag. Het volgende rondje deden we één voor één, zodat we naar elkaar konden kijken en van elkaar konden leren. Als rasechte faalangsthaas (of -duif) raakte ik dus in paniek en reed ik mezelf zodanig klem in het zand dat ik de motor moest laten vallen. Het tweede rondje hield ik hem overeind, maar heb ik hem wel drie keer laten afslaan.

Zoals beloofd viel de rest erna mee. Er waren nog wat wegen met Saharaneigingen die me af en toe een kleine hartverzakking opleverden (heel erg zen, offroaden), maar het grootste gedeelte van de route was goed te doen. Een beetje grind? Voelt net als asfalt. Bosgrond? Geen enkel probleem. Een paar uur later op de dag reed ik zelfs giechelend door kuilen. Het is zó tof om tussen de bomen door te rijden! De prachtige omgeving. De adrenaline als je over een bospad stuitert en je achterband een dansje doet maar je gewoon rechtdoor gaat. Stofwolken achterlaten als je over een grindweg scheurt. (Met ‘scheurt’ bedoel ik hier gewoon 50 km/u, hoor. Het voelde alleen als 100).

Iets minder fan was ik van de singletracks: een fancy woord voor mountainbike- of motorparcours die eigenlijk gewoon geultjes zijn waar je band ongeveer precies tussen past. Zolang die geultjes rechtdoor gaan vind ik het prima. Helaas is de definitie van singletracks ‘vaak slingerend’. Bochtjes? Die vond ik ingewikkeld. Eén van de bochtjes nam ik iets te enthousiast. “Kijken waar je heen wilt”, is dan het devies. Daarmee kom je bocht meestal prima door, ook als je er met een te hoge snelheid induikt. Wat deed ik? Kijken waar ik niét heen wilde. Namelijk: de boom aan de buitenkant van het bochtje. Typisch gevalletje target fixation. Ik remde en heb mezelf niet om een boom gewikkeld (hoera voor mij), maar liet wel mijn motor vallen en stuiterde nogal ongracieus met mijn hoofd op de grond. Niks aan de hand, behalve wat schade aan mijn ego en een blauwe plek op m’n been.

Ach ja. Deze leercurve is er eentje van vallen en opstaan – letterlijk, in dit geval.

Door de weilanden en bossen en het pittoreske centrum van Gierle (of was het Lille?) keerden we terug naar onze eigen motoren. Wat was het heerlijk om daarna op asfalt te rijden! Zo soepel! Ineens voelde het weer alsof ik wist wat ik aan het doen was – ook wel een fijne gewaarwording, haha.

Op de terugweg tankten we bij de eerste benzinepomp die we tegenkwamen, wat uiteraard de duurste bleek te zijn. In de twee kilometer daarop volgden nog een stuk of vier tankstations die allemaal twintig cent goedkoper waren. Je moet als gierige Nederlanders wat overhouden om over te klagen, nietwaar?

Waar niets over te klagen viel was de pizza die we thuis bestelden. Die was goddelijk. Om het gebrek aan Belgische chocolade te compenseren heb ik daarna een halve zak paaseitjes gegeten.

Inmiddels – een dag later – heb ik overal spierpijn. Ik ben moe maar voldaan.

Heel zen: slapen in een Tiny House in een weiland in België. Niet zo zen maar wel episch: offroaden bij Endurofun (aanrader!)! Zen: ontbijtboxen, Vlaamse frietjes, pizza en paaseitjes. Niet zo zen: spierpijn.

Superzen: een heel geslaagd verjaardagsweekend.

Over Kirsten

Kirsten | Kers | docent | classica | scare actor | bookdragon | amateur-musicalactrice | schakelbrommerrijder | chocoladeliefhebber | Dungeons and Dragons-nerd | kattenmens | fan van lijstjes | controlfreak |
Bekijk alle berichten van Kirsten →

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *